Daar gaan we weer. Dyslexie bestaat niet. Een vette kop in de Telegraaf van 24 september. Uitspraak van een heuse hoogleraar, Anna Bosman. Zij is één van de experts, door wie politiek Den Haag zich laat leiden in o.a. het beleid rondom dyslexie. Machil Deinum, Impuls & Woortblind-lid en dyslectisch, slaat de spijker op zijn kop met onderstaand betoog als reactie op het artikel in de Telegraaf.
Mensen zoals ik, die in hun school-, studenten- en werkleven dagelijks met hun dyslexie geconfronteerd worden, zullen dankzij dit artikel weer dom, lui en ongemotiveerd genoemd gaan worden.
tekst: Machil Deinum
Dyslexie framing
Ik moet toch ‘even’ reageren op het artikel in de Telegraaf van 24-9-2020 waarin gesteld wordt dat hoogleraar Anna Bosman tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer zei dat dyslexie niet bestaat omdat het niet in een neurologisch of genetisch systeem is aan te tonen. In haar ogen is dyslexie slechts een symptoom van slecht onderwijs. Ook reageer ik op een artikel uit dagblad Trouw van 17 juni 2019 waarin deze zelfde hoogleraar bovendien zegt dat ze van mening is dat de begeleiding van mensen met dyslexie honderden miljoenen onttrekt aan het budget voor jeugdhulpverlening
In de standpunten van Anna Bosman wordt het kind met het badwater weggegooid. Haar terechte ergernis over het misbruik van commerciële bedrijfjes in de dyslexiezorg, zet ze plompverloren om in het ontkennen dat dyslexie bestaat. Volgens haar kan iedereen met een goede leesinstructie leren lezen en spellen. Zij legt het leesprobleem bij de dyslecticus. Die zou te weinig geoefend hebben. Zo’n standpunt is voor een dyslecticus nooit te weerleggen: ook na 20 jaar oefenen, zal zij hem dat voor de voeten gooien. Dyslexie is echter een handicap die ongeveer 3-5% van de Nederlanders ernstig belemmert in hun functioneren en niet alleen in hun schoolcarrière maar in hun hele leven.
Inderdaad: een goede leesinstructie voorkomt leesproblemen. Maar daarmee is nog niet gezegd dat ook dyslexie met goede leesinstructie op te lossen is. Net zo min als slechtziendheid opgelost is met een goede opticien die een passende bril aanmeet. Er zijn ook slechtzienden bij wie het probleem niet in bij- of verziendheid zit, maar in een defect aan het oog of in de samenwerking tussen oog en hersenen. Haar vergelijking tussen niet goed kunnen lezen en spellen en niet-kunnen-zingen of niet goed zijn in gym is ronduit populistisch simplificerend. Hij gaat voorbij aan het feit dat je met een gebrek aan zangtalent of een matige motoriek ver kunt komen in het leven, terwijl lees- en spellingsproblemen enorme maatschappelijke gevolgen hebben.
Dyslexie is een zeer hardnekkig probleem, dat zich al meteen vanaf de derde groep basisschool manifesteert. Het staat los van IQ en verbaliteit en/of taalgevoel. Met heel intensieve instructie kan iemand weliswaar de schrijfwijze van woorden uit het hoofd leren, maar dat is nog niet het automatiserend lezen en spellen van mensen, die niet dyslectisch zijn. En biedt trouwens geen garantie dat hij ze een zin of een dag later weer anders schrijft.
Bosman klaagt, dat al die miljoenen die nu naar dyslexie-ondersteuning gaan, ten koste gaan van jeugdzorg. Ik ben het met haar eens dat er een eind moet komen aan de wildgroei aan commerciële bedrijven, die bijvoorbeeld een autochtone gymnasiast in de vierde klas ineens met dyslexie diagnosticeren om hem te voorzien van gunstige examenfaciliteiten. Maar suggereren dat geld voor dyslexie-ondersteuning ten koste gaat van het budget voor ondersteuning van jongeren is een drogreden. Er is geen sprake van een vaststaand budget met dyslexie-hulp en jeugdzorg als communicerende vaten. Hoeveel geld er voor jeugdzorg beschikbaar is, wordt bepaald via politieke keuzes. Rechtse kabinetten neigen naar bezuiniging op jeugdhulpverlening; linkse naar uitbreiding van die budgetten.
Hoe vooringenomen haar redenering is, blijkt wanneer we kijken naar de gezondheidszorg. Daar gaat het belang van de één niet ten koste van een ander. Voor sommige zeldzame ziekten worden tonnen per patiënt per jaar uitgegeven, omdat wij het als samenleving onacceptabel vinden, mensen voor wie hulp mogelijk is, niet te helpen. Dat zou ook voor jeugdzorg moeten gelden. Inderdaad: de diagnose dyslexie is geen oplossing voor het probleem, maar de bal terugspelen naar de dyslecticus omdat hij niet genoeg geoefend zou hebben, is dat nog veel minder. Bosmans redenering individualiseert het probleem, waardoor alle verantwoordelijkheid bij de dyslecticus komt te liggen en de samenleving ervan gevrijwaard blijft: iemand die niet goed kan lezen of spellen is dom of lui, daar hoeven we niet in te investeren.Bovendien stelt Bosman zonder enige argumentatie dat een kind met een dyslexie diagnose niet meer gemotiveerd is er hard aan te trekken. Mijn ervaring is juist, dat een kind dat weet dat het niet zelf schuld is aan zijn handicap, minder aangetast wordt in zijn zelfvertrouwen en meer emotionele ruimte overhoudt om via creatieve omwegen toch zijn doelen te bereiken.
Maar waar ik me nog het meeste zorgen over maak, is hoe met name De Telegraaf de conclusies van mevrouw Bosman heeft geframed tot botweg ontkennen van het probleem. Want dat gaat niet weg of je het nu dyslexie noemt of iets anders. Met dit artikel krijgen al die mensen die toch al weerstand hadden tegen dyslexie verse munitie. Was het vroeger, toen dyslexie een geaccepteerd en erkend probleem was, al zo dat docenten, klasgenoten en collega’s het eigenlijk maar onhandig, vervelend en irritant vonden als je last had van dyslexie, nu krijgen ze een nuttig argument in de schoot geworpen: “Oh ik las in de krant dat dyslexie helemaal niet bestaat, het is dus eigenlijk maar aanstelleritis”.
De Telegraaf maakt hiermee van Anna Bosman de Andrew Wakefield van de dyslexie. Een excuus- wetenschapper die legitimiteit geeft aan dyslexie shaming, aan het verkondigen van kwetsende opvattingen over een handicap met zeer ingrijpende gevolgen voor mensen op essentiële terreinen van hun leven, opleiding, werk en privé sfeer. Zelfs wanneer mevrouw Bosman haar uitspraken nuanceert, zullen mensen die er belang bij hebben, het bestaan van dyslexie te ontkennen, zich op haar ideeën blijven beroepen. Net zoals anti-vaxxers altijd weer op de proppen komen met de autismeclaim van Andrew Wakefield, hoewel hij zelf heeft erkend dat zijn bewering frauduleus was.
Mensen zoals ik, die in hun school-, studenten- en werkleven dagelijks met hun dyslexie geconfronteerd worden, zullen dankzij dit artikel weer dom, lui en ongemotiveerd genoemd gaan worden.
Reageren mag! Kan onder dit bericht.
3 reacties. Reactie plaatsen
Goede reactie!
Als bioloog zeg ik: wat een vreemd argument is het om te zeggen dat het niet aan te tonen is in de hersenen en de genen. Dat geldt voor nogal wat aandoeningen. Zeker complexere aandoeningen (met meerdere verscheidingsvormen en meerdere gradaties) zijn zelden zo aan te tonen.
Als docent zeg ik: en al die onderzoeken dan? Wel zie ik dat het aantal diagnoses toeneemt. Bij een deel van mijn leerlingen heb ik geen twijfel over de diagnose, maar bij een deel wel. Als je ziet hoe scheef de verdeling is over de verschillende niveau’s en als ik zie hoe gebrekkig sommige testen zijn, dan hebben we een probleem. Ook hoor ik te vaak dat een leerling vanwegen een dyslexieverklaring minder hoeft te lezen of schrijven. Maar minder oefening is meer problemen. Een discutabele verklaring die als excuus wordt ingezet helpt de discussie niet verder en zet de echte dyslect in een verkeerd daglicht.
Als dyslect zeg ik: ja, goed onderwijs helpt. Ik heb in mijn hele lagere school periode nooit een spellingsregels geleerd. Pas op het vo kreeg ik extra ondersteuning en toen ik de regels onder de knie kreeg werdt het probleem kleiner. Daarmee is het probleem zeker niet weg, maar werdt het wel dusdanig hanteerbaar dat ik mijn diploma’s kon halen
Laten we dus inzetten goede instructie, goed leesonderwijs en het vroeg aanleren van spellingsregels: het helpt. Kritisch zijn op testen helpt ook: dit voorkomt veel ruis, want sommige leerlingen zijn gewoon lui en dan komt zo een verklaring goed uit. Wie daarna nog een dyslexie verklaring krijgt heeft er echt last van. Misschien kunnen we bij deze groep tzt wel een genetische of neurologische basis vinden. Laten we deze leerlingen tot die tijd gewoon goed taalonderwijs geven, op school ondersteunen en vooral geen stigma aanpraten.
Op allebei de onderwerpen die Machil Deinum in Dyslexie framing aan de orde stelt wil ik graag reageren.
Dyslexie bestaat niet?
Hoogleraar orthopedagogiek Anna Bosman vertelt in de Tweede Kamer dat er geen wetenschappelijke verschillen aangetoond kunnen worden tussen mensen met en zonder dyslexie. Ik ben zelf geen deskundige, maar je hoeft op YouTube maar naar de vele Ted-Talks van wetenschappers over dyslexie te kijken, om te zien dat haar mening absoluut niet algemeen gedeeld wordt. Sommigen wijzen op verschillende bedrading in de hersenen, anderen op een systematisch andere inzet van linker- en rechterhersenhelft. En in ieder geval lijkt onze kennis op neurologisch en genetisch gebied nog niet ver genoeg om dit soort absolute uitspraken te doen. Uit diezelfde TedTalks blijkt namelijk ook hoe groot de consequenties ervan zijn voor individuen. Bekijk bijvoorbeeld Julie Salisbury, https://www.youtube.com/watch?v=s35Gwz_NbOU of Dean Bragonier https://youtu.be/_dPyzFFcG7A
Dyslexiezorg zuigt de jeugdzorg leeg?
Samen met CDA-Tweede Kamerlid René Peters, woordvoerder Jeugd, maakt Bosman zich zorgen over de explosie aan nieuwe commerciële bedrijfjes in de dyslexie- zorg. Zij wijzen er op dat geld dat hier naar toe gaat, niet aan het reguliere onderwijs of jeugdzorg wordt uitgegeven. Ze noemen het essentiële probleem echter niet, namelijk dat de kloof tussen rijk/hoogopgeleid en arm/laagopgeleid nog dieper wordt. Een goed voorbeeld is te zien in de TedTalk over dyslexie en privilege van Samantha Coppola, https://www.youtube.com/watch?v=6hmwM5G2mCw
Maar de verontwaardiging van CDA-er Peters verbaast me. Het opkomen van commerciële bedrijven in dyslexiezorg en dyslexie- verklaringen is een rechtstreeks gevolg van bezuinigingen in onderwijs en jeugdzorg en gelijktijdige stimulering van het particulier ondernemerschap. De consequentie van art. 23 van de Grondwet maakte de cirkel rond
De afgelopen 10 jaar heeft Nederland liberale regeringen gehad waarvan het CDA deel uit maakte. Op publieke voorzieningen (onderwijs, zorg, politie, sociale woningbouw, cultuur, etc) werd bezuinigd. De klassen bleven groot. Tegelijkertijd werd het onderwijzen zwaarder door instroom van niet- Nederlandstalige kinderen en doordat allerlei nieuwe taken (seksuele voorlichting, burgerschap, anti-pesten, etc) op het bord van het onderwijs gelegd werden. De klachten dat kinderen niet meer kunnen lezen en rekenen wanneer ze van de basisschool komen, namen toe.
In liberaal beleid gaan bezuinigingen op publieke voorzieningen hand in hand met het stimuleren van particulier ondernemerschap via regelgeving, belastingfaciliteiten en steunfondsen. Particuliere instituten vonden een goudmijn in de onderwijsachterstand van kinderen. Een ruim aanbod van particuliere scholen, die dezelfde financiering krijgen als gewone scholen plus een forse ouderbijdrage, tot bijlesinstituten, gespecialiseerd op dyslexie. Maar alleen voor wie het betalen kan. Zij werpen zich op als diagnose-instituut voor het verschaffen van dyslexie-verklaringen en -behandelingen. Draagkrachtige, hoger opgeleide ouders betalen grif om hun kind op niveau te houden of een voorsprong te geven. Voor dyslexiebehandelingen kunnen ze bovendien rekenen op financiering door de overheid en de zorgverzekeringen.
Het is een wetmatigheid dat particuliere ondernemingen hun klantenkring en hun dienstenaanbod zoveel mogelijk willen uitbreiden. Dat is immers hun verdienmodel. Je ziet het bij onnodige medische behandelingen en net zo goed bij onnodige dyslexiebehandelingen. En ouders betalen wel, want een dyslexie-verklaring geeft hun kind immers een groot aantal faciliteiten in het onderwijs en bij examens. Dit leidt tot particuliere scholen waar zelfs 100% van de leerlingen een dyslexie-verklaring heeft.
Tegelijkertijd worden taal- of spellingsproblemen bij kinderen uit sociaal zwakkere of allochtone milieus vaak geïnterpreteerd als een gevolg van een sociale achterstand. Ze worden daardoor niet zo gauw als dyslexie onderkend. Als de school bij deze kinderen al dyslexie vermoedt, komt het kind op een lange wachtlijst voor diagnose terecht. Een draagkrachtig, mondige ouder neemt buiten de school om, zelf een instituut in de arm. Al deze ontwikkelingen dragen bij aan een toenemende kansenkloof.
Bij het leren spellen en lezen zijn er effectieve en minder effectieve onderwijsmethodes. Maar scholen bepalen zelf welke onderwijsmethode ze hanteren. Die keus wordt lang niet altijd bepaald op grond van goed wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van een methode. En de overheid heeft geen instrument om hierin een sturende rol te spelen. In de Nederlandse Grondwet is namelijk al meer dan een eeuw art. 23 vastgelegd:
”Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering. … Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.”
Tot op heden wordt dit artikel zwaar verdedigd door de politieke partijen met een religieuze grondslag, zoals het CDA.
Vanuit de politieke oppositie wordt al heel lang gewezen op de negatieve effecten van privatisering. René Peters als CDA-er, sluit zich er nu dus bij aan. Maar hij zoekt de schuld bij de slachtoffers: steun aan dyslectische kinderen zou ten koste gaan van jeugdzorg. En passant wordt het hele dyslexieprobleem geframed als : dyslectici oefenen niet genoeg
Al meer dan honderd jaar is er het besef dat een kleine groep normaal en bovennormaal intelligente kinderen, het spellen en lezen maar niet goed onder de knie krijgt. Dus al in de jaren dat lezen, schrijven en rekenen nog de core bussiness van het basisonderwijs waren. De term dyslexie daarvoor, bestaat al van voor de tweede wereldoorlog. De ondersteuning van deze kleine groep met een ernstige handicap wordt nu slachtoffer van politici die niet de hand in eigen boezem willen steken.
Prachtige uiteenzetting. Wat mij betreft zou je er ook zo naar kunnen kijken. Ik reageer puur en alleen vanuit een economisch standpunt aangezien ze dit aanhalen in de discussie. Los van de strijkstok van tussenpersonen en malafide zorgbureaus zoals we veel vaker zien. Echter boeken deze bureaus in haar eerdere artikel gepubliceerd op de RU site. (10-03-2020) wel fantastische resultaten. Prima dat je kijkt naar naar kosten, maar is Het succes niet juist vanwege het maatwerk en individuele aandacht? Ze propageert een bijscholing voor leraren en andere methoden, Maar wat is hier de succesratio? Leraren geven 30 kinderen les, er is een tekort en vaak Dus geen tijd voor individuele aandacht. Als ze dat probleem eerst oplost hebben we t daarna over methoden. Echter ondertussen: Wat loop je mis als maatschappij op het moment dat deze mensen niet de middelen krijgen die ze nodig hebben? Wat mij betreft een enorme hoeveelheid economische aderlating Puur en alleen focussen op de kosten van de hulp laat de derving aan inkomsten voor de maatschappij buiten beschouwing. Arbeidsparticipatie van mensen waar in feite niks (IQ gewijs) mis mee is lijkt me niet wenselijk. De ontkenning van het probleem is dan ook niet alleen zeer kwalijk maar ook nog eens economisch vrij stupide. Een zogeheten “ombuiging” naar de andere vormen van zorg met wellicht een hogere succes factor is wat mij betreft geen reden. Het is “en, en” niet “of, of”.