bij rekenproblemen of dyscalculie
- Wat kan een school doen voor jouw kind met dyscalculie?
- Wat zou school minimaal móeten doen?
- Welke hulp helpt als je kind ook faalangst heeft?
- Hoe zit het met eventuele vergoeding van diagnostiek en behandeling van dyscalculie?
Hans van Luit is dyscalculie-expert. Hij geeft in dit artikel antwoord op bovenstaande vragen.
Er is best veel mogelijk
Als de wil en de mogelijkheden er zijn, kan een school (zowel basis- als voortgezet onderwijs) veel doen voor kinderen met dyscalculie en ook voor rekenzwakke kinderen. Zo kan de school zorgen voor langdurige oefening, specifieke instructie, onderwijs door een leerkracht die als rekenspecialist is (bij)geschoold en zelfs individuele ondersteuning als daar budget voor is.Het gaat in feite om de uitvoering van zoveel mogelijk ondersteuning en dispensaties (vrijstellingen van verplichtingen op rekengebied) als haalbaar zijn voor een school. Een uitvoeringsplicht is er niet. In het kader van passend onderwijs kan de school dit ook doen voor zwakke rekenaars zonder dyscalculieverklaring.
Dyscalculieverklaring
Wat de ondersteuning concreet inhoudt staat voor gediagnostiseerde leerlingen beschreven in een dyscalculieverklaring die de leerling krijgt. De dyscalculieverklaring wordt opgesteld na een diagnostisch onderzoek. Meestal staan daar drie soorten maatregelen in. Hieronder volgt een korte beschrijving.
1) Specialistische hulp
Remedial teaching door een in rekenbehandeling gespecialiseerde remedial teacher of een rekenspecialist in school. Aandachtspunten hierbij zijn:
-inzicht bieden in de verschillende rekenbewerkingen, door deze stapsgewijs aan te bieden en waar wenselijk op te nemen in een strategieboekje (ter ontlasting van het geheugen). Belangrijk is dat de behandelaar de leerling (individueel of in een klein groepje) begeleidt in het kiezen en aanleren van de juiste strategieën en het uitvoeren van de berekeningen;
-de leerling aanleren zichzelf vooraf te oriënteren op een opgave en zichzelf na een antwoord of tussenstap steeds te controleren;
-de leerling helpen bij het vertrouwd raken met de toegestane hulpmiddelen.
2) Hulpmiddelen en extra tijd
-gebruik van de rekenmachine toestaan bij rekentaken die de leerling wel begrijpt en waar dit het oplossen van tussenstappen vergemakkelijkt (de leerling noteert de tussenstappen op papier);
-het bieden van extra tijd bij toetsen;
-gebruik toestaan van bij de ondersteuning gemaakte stappenplannen en een strategieboekje;
-gebruik toestaan van visuele ondersteuning zoals uitrekenpapier, aangepaste tafelkaart en/of honderdveld.
3) Dispensaties
-vermindering of versimpeling van een aantal opgaven bij toetsen;
-minder zwaar meerekenen van typische rekenfouten;
-laat de leerling bij twijfel de berekening bijvoorbeeld mondeling toelichten.
Diagnostisch onderzoek en vergoeding
Een diagnostisch onderzoek naar dyscalculie is kostbaar. Eventuele vergoeding valt voor personen tot 18 jaar onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Ouders moeten daarvoor bij de gemeente een aanvraag voor zo’n onderzoek indienen. Het diagnostisch onderzoek wordt alleen vergoed als er naast de problemen met rekenen ook sprake is van psychische (faalangst)problematiek. Uit onderzoek blijkt dat bij ruim 90% van de kinderen met dyscalculie sprake is van faalangst of zelfs een angststoornis (Van Luit, 2018)*. Onderzoek naar faalangst (zich uitend in somatische klachten als buikpijn, schoolverzuim, maar ook sociale isolatie) is namelijk een hulpvraag die wel voor vergoede diagnostiek in aanmerking komt. Een gespecialiseerd gedragsdeskundige legt dan al snel de link met de rekenproblemen waar iemand mee kampt. Het is aan de ouders/verzorgers om - in contact met de gemeente c.q. het wijkteam (via zogenoemde keukentafelgesprekken) - aan te dringen op onderzoek door een gespecialiseerde gedragsdeskundige. Middels zo’n onderzoek heeft het kind de meeste kans op adequate begeleiding voor zowel de rekenproblemen als de faalangstproblemen die hieruit voortkomen. Bij vaststelling van dyscalculie kan immers uitvoering van de genoemde maatregelen vanuit school bedongen worden. Voor (faal)angstproblemen krijgt het kind –indien nodig- vergoede hulp van een daarin gespecialiseerde behandelaar.
Een diagnostisch onderzoek moet uitgevoerd worden door een daartoe gespecialiseerde gedragsdeskundige. De praktijk laat zien dat er veel aanbieders zijn, maar lang niet allemaal zijn die voldoende (bij)geschoold. Kijk voor een overzicht van gespecialiseerde gedragsdeskundigen op de website van het Kwaliteitsinstituut Dyscalculie.
Dyscalculie en faalangst - wat kan school doen?
Niet alleen in een diagnostisch onderzoek kan faalangst onderzocht en daarna behandeld worden, ook in de klas kan de leerkracht het nodige doen. Enkele voorbeelden:
-laat de leerling een spreekbeurt houden of een profielwerkstuk schrijven over dyscalculie;
- vraag de leerling bij klassikale beurten alleen sommen die bij zijn/haar niveau passen, of geef geen beurt als dit te spannend is;
-bereid enkele keren samen met de leerling een rekentoets voor, daarna kan de leerling dit zelfstandig: markeer voorafgaande aan de afname van de toets de opgaven op het toetsblad met een groene (opgave is te doen), gele (opgave is moeilijk maar waarschijnlijk wel oplosbaar) of rode (te moeilijk) stift. De leerling maakt dan eerst de groene, dan de gele en als er nog tijd over is de rode. Belangrijkste voordeel van deze werkwijze is een grotere motivatie en minder faalangst. Want stel dat in een toets (zonder kleurcodering) de eerste drie sommen ‘rode’ sommen blijken te zijn, dan haakt de leerling bij het maken van de toets heel snel af. Voorzie bij digitale toetsen de leerling altijd van een papieren versie, voor toepassing van deze kleurencodering.
ADHD en dyslexie
Het komt vaak voor dat iemand met AD(H)D of dyslexie ook rekenproblemen heeft. Beide gaan regelmatig samen met dyscalculie. Of er dan echt sprake is van twee verschillende stoornissen valt lastig te onderzoeken. De gedragsdeskundige die een dyscalculie-onderzoek doet bij iemand met AD(H)D zal het aandachtsprobleem als de meest waarschijnlijke verklaring voor de rekenproblemen aanmerken. Belangrijk is dan dat eerst de aandacht gereguleerd wordt met gedragshulp en/of medicatie. Pas als de aandacht redelijk onder controle is kan onderzoek naar de ernst van het rekenprobleem worden gedaan. Voor dyslexie geldt dat de gedragsdeskundige vooral alert moet zijn op het verschil tussen de oplossing van talige rekentaken en ‘kale’ rekentaken van vergelijkbare moeilijkheidsgraad. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 10% van de kinderen met AD(H)D en/of dyslexie een dubbeldiagnose met dyscalculie heeft.
*Van Luit, J.E.H. (2018). Dit is dyscalculie. Achtergrond en aanpak. Houten: LannooCampus. En: Van Luit, J.E.H., Bloemert, J., Ganzinga, E.G., & Mönch, M.E. (2014). Protocol dyscalculie: Diagnostiek voor gedragsdeskundigen (2e herziene druk). Doetinchem: Graviant.
Dit artikel verscheen eerder in Impuls & Woortblind Magazine nr 1-2019