Rekenproblemen door 'anders leren'
Rekenproblemen kunnen duiden op dyscalculie. Dit kun je laten onderzoeken. Maar sommige kinderen ontwikkelen rekenproblemen omdat de uitleg van de leerkracht niet aansluit bij hun leerstijl. Als coach voor mensen met rekenproblemen en dyscalculie zie ik ze vaak voorbijkomen: kinderen en volwassenen die best kunnen leren rekenen. Alleen niet op de reguliere manieren. In dit artikel neem ik je mee langs vier voorbeelden hiervan. Stijn, Lilly, Peter en Els leren alle vier totaal anders, maar hebben een ding gemeen: ze zijn vastgelopen in het onderwijssysteem omdat ze net een beetje anders leren dan het gros van de leerlingen. Sluit aan bij hun leerstijl en het rekenen gaat een stuk beter!
Tekst: Jessica Schrama
Stijn met ADHD
Stijn van 11 jaar komt naar de praktijk. Een echte ADHD’er die nog steeds moeite heeft met de tafels van 6 t/m 9. Stampen lukt hem gewoonweg niet. Het valt mij meteen op dat stilzitten ook erg lastig is voor hem. Hij geeft aan eerder bijles gehad te hebben maar hij kon zich erg slecht concentreren op de werkbladen. Hij snapte de tafels ook wel maar het onthouden zoals de andere kinderen deden ging hem slecht af. Terwijl hij zit te wiebelen op de balanskruk besluit ik dat Stijn de ideale kandidaat is voor bewegend leren. Ik neem hem mee naar de trampoline. ‘Ga maar springen’. Vertwijfeld doet Stijn wat hem gevraagd wordt. Ik houd een groot A3 blad met de tafel van 6 in de lucht. Al springend laat ik hem die voorlezen, opnieuw en opnieuw. Na twintig minuten is Stijn flink bezweet en kan hij de tafel opzeggen. Hij stapt van de trampoline en ik gooi direct een zachte bal naar hem. Hij vangt hem ‘wat was 5×6 ook alweer?’ Vraag ik. Stijn gooit de bal hard terug en roept ‘30’. Na een week of acht thuis en bij mij in de praktijk oefenen met bewegend leren kenden Stijn de tafels van voor naar achter uit zijn hoofd.
Bewegend leren
Bewegend leren is de laatste jaren sterk in opkomst, zeker nadat in 2015 er een wetenschappelijke onderzoek werd gepresenteerd waaruit de grote effecten hiervan bleken. Leerlingen die gedurende twee jaar tenminste drie keer per week bewegend leerden, liepen na twee jaar vijf maanden voor op hun leeftijdsgenoten.
Peter moet de stof voor zich zien
Peter is 16 jaar en zit stoer voor mij. Hij wilde hier niet zijn maar hij blijft moeite hebben met ‘simpele’ rekenonderdelen. De tafels kan hij slecht onthouden en de formules bij natuurkunde zijn echt een drama. Hij baalt ervan dat de leraren denken dat hij zijn best niet doet en misschien wel moet blijven zitten. Dat wil hij echt niet dus dan maar hulpvragen aan mij. Maar hij heeft er geen vertrouwen in.
Beelddenken
De eerste vraag die beantwoord moet worden is: hoe leert Peter? Samen gaan we dit onderzoeken. Al snel blijkt Peter dat erg visueel ingesteld is. Hij ziet alles in plaatjes. ‘Ah een zogenoemde beelddenker’, denk ik bij mezelf. Daar kan ik wat mee. Beelddenken is lang niet erkend en niet onderzocht geweest. Het ís ook lastig te onderzoeken, zo blijkt uit Nederlands onderzoek naar beelddenken uit 2018. We moeten het dus doen met wat er wel is aan onderzoek én veel kennis uit de praktijk. Ik zet bij Peter de techniek in waarbij leerstof als een foto opgeslagen wordt in het hoofd. Peter begint de formules op te slaan in zijn hoofd als foto’s die hij op een denkbeeldig prikbord hangt. Hij moet er even inkomen maar de volgende dag krijg ik een appje ‘Juf het is nu vierentwintig uur later en ik zie de formules nog steeds haarscherp op het prikbord :). Ik stuur blij wat smileys terug.
Doordat beelddenken nog niet erkend is krijgt deze doelgroep vaak veel te laat of nooit de juiste hulp. Reguliere leermethoden werken slecht en vaak zie je vooral scholieren rond de leeftijd van Peter in de praktijk gedemotiveerd raken en afglijden naar lagere niveaus. Zonde!
Lilly kan niks met werkbladen
Lilly is 6 jaar en zit in groep 3. De kerstvakantie is net achter de rug en ouders en leerkrachten maken zich zorgen. Lilly begrijpt niks van het rekenen. Ze vindt het ook erg stom. Dat is zonde want ze zal nog jaren moeten rekenen. Ik krijg een werkboekje vol rode strepen te zien. Tja dat is ook stom. Nadat ik rekenkundig onderzoek heb afgenomen, blijkt het in de basis al niet goed te zitten. Lilly mist getalbegrip, ze snapt de hele functie van getallen niet. Zonder getalbegrip gaat rekenen dan ook lastig worden. Op school hadden ze haar veel extra werkbladen gegeven en een oefenboekje voor thuis. Dat werkte dus niet. Tijd voor iets anders.
Spelend leren rekenen
Bij jonge kinderen hoor ik altijd mijn docent pedagogiek in mijn hoofd: ‘Laat ze spelen, spelen en nog eens spelen’. Ze stuurde ons dan ook graag artikelen toe met wetenschappelijk onderzoeken die de effecten van spelend leren aantoonden. Mijn tactiek voor Lilly wordt dus spelend rekenen, gericht op het getalbegrip. Iedere week zet ik een spelletje of speelgoed in. We gaan dieren tellen op de speelgoedboerderij in de praktijk, Lilly legt knuffelmuisjes met de nummers 1 t/m 10 op de juiste volgorde of tovert de getallen tot 20 uit een hoge hoed. Thuis oefenen haar ouders ook spelend met haar. Lilly laat langzaam verbetering zien op rekengebied. Het duurt nog tot eind groep 5 duren voordat ze haar volledige achterstand heeft ingehaald had maar er is wel iets veel belangrijkers gebeurd. Lilly vindt rekenen weer leuk. Ze geniet van de spelletjes en wil ze zelfs thuis spelen.
Els mist het complete plaatje
Els is 44 en had dat verschrikkelijke rekenen achter zich gelaten, dacht ze. Ze had een fijne baan in de zorg waarin ze van een mbo-functie jaren geleden was doorgegroeid naar hbo+ niveau. En daar zat nu het probleem. Els moest wegens nieuwe richtlijnen vanuit de overheid extra diploma’s halen. Voor dat diploma moest ze een rekentoets halen. Die toets ging niet alleen over rekenvaardigheden die ze voor haar vak nodig had maar ook over breuken optellen, hele grote vermenigvuldigingen en delen met negatieve getallen. Els had een rekencursus gevold maar dit was op niks uitgedraaid. Ze gooide strategieën en technieken door elkaar. Het werd een grote brij in haar hoofd. De techniek voor vermenigvuldigen gebruikte ze bij breuken en andersom.
Top-down in plaats van stapje voor stapje
Het probleem van Els is een logisch en veelgehoord probleem. Onderwijs werkt voornamelijk hak op de tak. Elke keer leer je een stukje van een onderwerp. Dus in les 1 breuken optellen, les 2 procenten, les 3 breuken delen enzovoort. Dit werkte voor Els niet. Zij moest een onderwerp eerst van voor naar achter snappen en kunnen toepassen voordat ze doorging naar een volgend onderwerp. Ze miste het complete plaatje dat als haar kapstok diende om de stof aan te koppelen. Alle stof door elkaar aanbieden werkte te verwarrend voor Els. Zij had een top-down benadering nodig. Eigenlijk is dit andersom leren. In plaats van stof stapje voor stapje aan te bieden en op te bouwen moest Els alle stof in een keer krijgen. Ik legde haar in drie kwartier alles in een flink tempo uit rond een rekenonderwerp, bijvoorbeeld procentsommen. Daarna ging ik elke les een stapje terug. Hierdoor kon Els telkens de kleine stukjes stof terugplaatsen in het grote plaatje.