ADHD komt zelden alleen
ADHD gaat vaak samen met andere gezondheidsproblemen, zowel op lichamelijk als op psychisch gebied. Dat noem je comorbiditeit: het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen bij één persoon. Hieronder zetten we de belangrijkste comorbide aandoeningen op een rij.
Autisme, tic- en leerstoornissen
ADHD en autisme komen vaak bij één persoon voor, zoals ook tic-stoornissen en leer-, lees- en schrijfproblemen (o.a. dyslexie). Een kind met ADHD heeft 20-50 % kans op comorbideautisme, waarschijnlijk door een gedeelde genetische factor.
Tic-stoornissen komen bij 10-20% van de ADHD-kinderen voor. Dit percentage neemt af in de volwassenheid. Tic-stoornissen bij ADHD worden verklaard door de behoefte aan sterke prikkels, en een verminderde impulsbeheersing.
Dyscalculie (rekenproblemen) en dyslexie (schrijf- en leesproblemen) komen bij 25-40% van kinderen en volwassenen met ADHD voor, deels door gedeelde erfelijke factoren, deels door verhoogde afleidbaarheid en impulsiviteit, waardoor er bijvoorbeeld te snel gelezen wordt, slordigheidsfoutjes ontstaan en instructies niet goed worden opgevolgd. Wanneer de ADHD bij een kind met één van deze comorbiditeiten behandeld wordt, verbeteren vaak de leerprestaties.
Soms komen volwassenen voor diagnostiek van ADHD, die vroeger ten onrechte met autisme of dyslexie zijn gediagnosticeerd. Wanneer de ADHD vervolgens behandeld wordt, blijft er weinig over van autistische trekken en gaat het lezen en schrijven ook ineens beter. Helaas is bij die mensen ADHD of ADD nooit eerder onderzocht.
Regelovertredend gedrag
ADHD kan al snel leiden tot oppositioneel-opstandig gedrag (niet luisteren en gehoorzamen) en tot normoverschrijdend gedrag (liegen, pesten, stelen) bij kinderen. Schattingen lopen uiteen van 20-80%, afhankelijk van de onderzochte groep en de meetmethoden. Kinderen met deze comorbiditeit lopen een groot risico op ontspoord gedrag in de volwassenheid. Overigens komen ook kinderen en volwassenen met uitsluitend ADHD, dus zonder deze comorbiditeit, relatief vaker in aanraking met justitie. Het samengaan van ADHD met gedragsstoornissen en crimineel gedrag is deels te verklaren door de impulsiviteit (eerst doen, dan denken), de moeite om overzicht over de consequenties van eigen gedrag te hebben, de sociale beïnvloedbaarheid (‘ja leuk, gaan we doen’) en mislukkingen op het gebied van leren en werken. Bovendien reageren ADHD’ers niet altijd ‘meewerkend’ tijdens de arrestatie, rechtszaak en de strafuitzitting, wat in hun nadeel werkt.
Kinderen met ADHD hebben vaak moeite met luisteren en gehoorzamen. Niet omdat ze dat niet willen, maar omdat ze dat niet kunnen. Ze zijn te snel afgeleid en impulsief. Dit soort kinderen krijgen meer kritiek van ouders en leraren, en kunnen daardoor gaan denken dat ze slecht zijn. Logisch dat ze dan opstandig worden. Vaak zie je bij ADHD ook ODD (oppositioneel-opstandig gedrag) ontstaan. Soms wordt bij deze kinderen de ADHD niet onderkend. Alle aandacht gaat naar het opstandige gedrag, terwijl een goede behandeling van de ADHD effectiever zou zijn. Uit onderzoek blijkt dat het vroegtijdig onderkennen en behandelen van ADHD het risico op crimineel gedrag aanzienlijk vermindert. Helaas wordt nog steeds bij veel mensen die 'op het criminele pad' belanden ADHD vaak pas op latere leeftijd onderzocht en behandeld.
Verslavingen
Kinderen met ADHD beginnen op jongere leeftijd met roken en alcohol drinken dan hun leeftijdsgenoten zonder ADHD. Ook drugsgebruik komt vaker voor bij ADHD’ers. Opnieuw te verklaren door impulsiviteit en sociale beïnvloedbaarheid. Geschat wordt dat 9-40% van de kinderen en volwassenen met ADHD te veel roken, drinken en drugs gebruiken. Omgekeerd heeft 30-70% van de verslaafden ADHD in de kindertijd en ongeveer 25% in de volwassenheid.
Veel ADHD’ers gebruiken middelen als een soort zelf-medicatie: de impulsiviteit en bewegingsonrust nemen wat af, de concentratie wordt (tijdelijk) wat beter, en men voelt zich (tijdelijk) beter. De tekort schietende eigen dopamine in de hersenen wordt gecompenseerd met externe 'dope'. Fors roken en drinken leidt uiteraard tot verhoogd risico op hart- en vaatziekten en longaandoeningen. Met behandeling van ADHD is het middelengebruik beter onder controle te krijgen. Bekijk ook onze pagina Verslaving en ADHD.
Angst- en depressieve stoornissen
Als je ADHD hebt is de kans ongeveer 25% dat je eveneens kampt met een angststoornis of een depressie. Het is niet helemaal duidelijk waarom dit zo is. Waarschijnlijk zijn de angst en depressie het gevolg van de moeite die een ADHD’er heeft met leren, sociale contacten en werken, en de mogelijke mislukkingen en faalervaringen op die gebieden. De omgeving wordt beangstigender als je er steeds niet bij bent met je gedachten, en mislukkingen leiden tot minder voldoening en tot verlies van je eigenwaarde. Bovendien is het door de aandachts- en concentratieproblemen moeilijker om emotionele ervaringen te verwerken. Een goede behandeling kan veel van deze ellende verhelpen en voorkomen. Maar dan moet je wel weten dat er ADHD speelt.
Emotieregulatie, borderline en bipolair
Met de problemen rond impulsbeheersing komen ook de problemen met de emotieregulatie: het in proportie brengen van je emotionele uitingen. Al snel ben je te kwaad, te verdrietig, blijf je te je lang hangen in negativiteit. Snelle stemmingswisselingen passen ook bij de borderline persoonlijkheid en bij bipolaire stoornis. Soms is er verwarring in de diagnostiek: symptomen van ADHD worden ten onrechte aangezien voor borderline of bipolaire stoornis, en soms is er sprake van beide (in ongeveer 20% van de volwassenen met ADHD).Je komt daar meestal snel achter door eerst de ADHD goed te behandelen.
Chronische aandoeningen
Bij mensen met ADHD komen de volgende chronische aandoeningen relatief vaker voor in vergelijking met mensen zonder ADHD:
• Artritis (ontsteking van de gewrichten)
• Chronische pijn
• Diabetes
• Astma
• COPD
• Epilepsie
Artritis en chronische pijn kunnen te maken hebben met het relatief hoge percentage (sport)blessures onder ADHD’ers door impulsiviteit en onvoldoende rust nemen om te herstellen. ADHD kan bijdragen aan de ontwikkeling van diabetes, chronisch astma en COPD door ongezonde leef- en eetgewoonten, slaapproblemen, slechte controle van de astma door het slordig omgaan met medicatie en leefadviezen, en emotionele stress. Epilepsie heeft mogelijk een gelijke genetische factor met ADHD.
Behandeling bij comorbiditeit
De behandeling van ADHD bestaat uit psycho-educatie, medicatie, training van vaardigheden en cognitieve gedragstherapie. Het blijkt dat de comorbiditeit doorgaans al vermindert door deze behandeling voor ADHD. Zo wordt angst en/of depressie bij ADHD vaak met een combinatie van methylfenidaat en een antidepressivum behandeld. Wanneer er problemen overblijven kunnen er andere specifieke interventies voor de aanverwante problemen gedaan worden.
Het hebben van ADHD, zéker als die niet onderkend is, compliceert tegelijkertijd bijna altijd de behandeling van andere mentale en lichamelijke aandoeningen. Het kan met ADHD soms moeilijker zijn om emoties te verwerken, impulsen te beheersen, je te houden aan de medische voorschriften zoals het op tijd innemen van medicatie, gezonde leefwijzen er op na te houden, en simpelweg doktersbezoeken na te komen. Maar dit wéten is zinvol. Je kunt hier dan extra alert op zijn als je weet dat deze dingen je extra inspanning kosten.
ADHD herkennen is pure winst
Het loont om te onderzoeken of er sprake is van ADHD:
- als een behandeling voor een andere aandoening onvoldoende aanslaat
- als iemand al meerdere behandelingen voor hetzelfde heeft gehad
- als er sprake is van onderpresteren op sociaal-maatschappelijk gebied
- als iemand herhaaldelijk crimineel én impulsief gedrag vertoont
- en natuurlijk als iemand zelf denkt symptomen van ADHD te hebben.
Een goede behandeling voor ADHD vermindert de kans op andere mentale en lichamelijke aandoeningen, en maakt de behandeling voor bestaande psychische klachten en chronische ziekten effectiever. Wel is het belangrijk om je te realiseren dat het behandelen van ADHD niet automatisch de andere problemen oplost.
Met dank aan: Bas van Heycop ten Ham - Klinisch psycholoog